|
|
Luxemburg y0da, 2 november 2006 om 17:24:44 CETh
In 1715 hebben de Oostenrijkers de macht overgenomen in Luxemburg. Ze hebben toen Bertrand Antoine, baron de Wachtendonck tot gouverneur benoemd. Ik vond hier wat gegevens over op een site over de geschiedenis van Luxemburg. Is er iemand die daar meer over weet? bron: www.worldstatesmen.org Groetjes, Martijn. ... comment
henk van der pluijm,
4 april 2007 om 17:48:42 CEST
Bertram Anton baron van Wachtendonk-Germenzeel yOda dit betreft: XII.3.1.1.1.3.1.1.1.7.2.2.1.1.5: Bertram Anton baron van Wachtendonk-Germenzeel, waarschijnlijk geboren op het slot Germenzeel nabij Kranenburg op 8 febr. 1674, overleden voor de kust van Sicilië op 2 maart 1720. D.O. Comth. 1718, keizerlijk generaal-luitenant. Zoon van Arnold, vrijheer van Wachtendonk-Germenzeel en Anna Theodora barones van Wendt. Op 22 jarige leeftijd werd hij in 1696 te Maastricht als postulant in de Duitse Orde aanvaard. Hij kreeg op 9 maart 1698 de ridderslag van de grootmeester van de Duitse Orde in de H. Kruiskerk van Breslau. Er waren toen zoveel belangstellenden dat zelfs de Dom van Keulen te klein zou zijn geweest. Hij werd op 26 april 1699 gepromoveerd tot commandeur van Ramersdorf en in 1708 overgeplaatst als commandeur van St. Aegidius te Aken. Op 3 juni 1716 werd hij weer overgeplaatst, nu als commandeur van Gemert. Wegens zijn militaire verplichtingen heeft hij echter zelden of nooit in zijn commanderijen verbleven. Zijn hele leven stond voornamelijk in het teken van de strijd tegen de ongelovigen en de vijanden van de keizer. Al in de jaren 1696 en 1697 diende hij als kapitein in het pas opgerichtte “Deutschmeister-regiment”, dat deel uitmaakte van het keizerlijke leger. In die hoedanigheid behaalde hij onde leiding van prins Eugène van Savoye een glorierijke overwinning op de Turken in de beruchte veldslag van Zenta. Het Turkse leger verloor hierbij 25.000 manschappen, terwijl bij de keizerlijke troepen slechts 400 soldaten sneuvelden. Onder hen was wel de commandeur van Ramersdorf, Johan Willem van Kesselstadt, die door een kogel in de borst dodelijk verwond werd. Tengevolge van deze strijd heeft Bertram Anton zijn voorgenomen ridderslag “… wie gern auch gewollet” voortdurend moeten uitstellen. Een paar jaar later zien wij luitenant-kolonel Van Wachtendonk weer heldhaftig een opstand tegen de keizer in Noord-Hongarije onderdrukken. Leider van de rebellen was vorst Frans II Rákóczi van Zevensburgen (Transylvanië. Deze wilde hongarije van het juk der Habsburgers bevrijden. In het kader van de Spaanse Successie-oorlog werden deze opstanden op financieël en materieel vlak gesteund door de Franse koning Lodewijk XIV, die het keizerlijk gezag in eigen land wilde ondermijnen. In de loop van 1704 kwam het tot een openlijke confrontatie tussen de rebellen van Rákóczi en de keizerlijke brigade, geleid door generaal baron Ritschan. De achterhoede stond onder bevel van Van Wachtendonk. Nadat een koerier op de avond van de 21e mei had gesignaleerd dat een grote vijandelijke troepenmacht het keizerlijke kamp te Smolenice bij Bratislava bedreigde, bliezen Ritschan en zijn officieren in het holst van de nacht de aftocht. Om 2 uur ’s ochtends bereikten zij de voet van de Karpaten en op het moment dat hun troepen zich opmaakten om door de bossen te trekken, vielen de opstandelingen onverhoeds de voorhoede aan. Nadat de eerste aanval was afgeslagen, werd de achterhoede van Bertram van Wachtendonk op haar beurt door 2000 vijandelijke ruiters overrompeld. Na een vreselijke slachtpartij waarin Van Wachtendonk door een kogel in zijn rechterarm verwond werd, kon ook de tweede aanval, zij het met veel moeite, afgeweerd worden. In het bos iets verderop werd de keizerlijke brigade nu van alle kanten door de vijandelijke infanterie en cavalerie aangevallen. De strijd duurde onafgebroken van 4 uur ‘s morgens tot 12 uur ‘s middags. Op dat ogenblik meldde Van Wachtendonk dat zijn achterhoede zonder munitie was komen te zitten en dat enkel nog de bajonet kon worden gebruikt. Inmiddels waren de zwaar gehavende troepen van Ritschan er echter in geslaagd het bos te verlaten en het nabij gelegen stadje Jablonica te bereiken. Ritschan liet er een wagenburg, bestaande uit 70 bagagekarren, inrichten. Ondanks alle goede bedoelingen werd hij door een vijandelijke overmacht van 15.000 manschappen nog dezelfde avond wegens gebrek aan munitie en levensmiddelen tot overgave gedwongen. Bertram van Wachtendonk en een deel van zijn achterhoede wisten in extreme omstandigheden naar het plaatsje Scharffenstein te ontkomen. Na voortdurende schermutselingen kwamen zij er de volgende dag om 4 uur aan. De vermoeide soldaten die twee dagen geen brood hadden gegeten, werden een korte rust gegund, alvorens zij in geforceerde mars op 29 mei het veilige Angern aan de March bereikten. Wegens zijn moedig optreden werd Bertram van Wachtendonk door de keizer tot kolonel bevorderd en eind september 1705 tot commandant van het “Deutschmeister-regiment” aangesteld. Onmiddellijk na zijn promotie trok hij andermaal ten strijde tegen Rákóczi en de zijnen. In een goed verdegbaar en met talrijke kanonnen uitgerust kamp bij Schibo hadden Rákóczi en 23.836 rebellen zich verschanst. Op 11 nov. 1705 gaf velfmaarschalk graaf Herbeville van de keizerlijke legers het bevel tot de aanval. Kolonel Van Wachtendonk wist onverhoopt met zijn troepen de vijandelijke linies in het centrum te doorbreken. Deze actie gaf een beslissende wending aan de strijd: de verraste opstandelingen sloegen massaal op de vlucht. Op het slagveld bleven niet minder dan 4000 rebellen en amper 450 keizerlijke soldaten over (sneuvelden). Veldmaarschalk Herbeville prees in zijn schrijven aan de keizer de dapperheid van zijn manschappen en niet in het minst die van Bertram van Wachtendonk. Op 22 mei 1708 werd deze laatste dan ook door de keizer tot generaal bevorderd. Damiaan Kasimir von Dalberg, ridder van de baljij Biesen, volgde hem als commandant van het “Deutschameister-regiment” op, terwijl Bertram van Wachtendonk zelf het opperbevel van het infanterieregiment Kriesbaum kreeg toegewezen. Toen hij op 17 oct. 1714 het hertogdom Luxemburg in naam van de keizer in bezit nam, had zijn militaire carrière een hoogtepunt bereikt. Van Wachtendonk werd commandant van de stad en de provincie Lyxemburg. Wellicht had hij zijn laatste levensjaren in Luxemburg en Gemert in alle rust kunnen slijten, ware het niet dat keizer karel VI in 1716 met volledige instemming van paus Clemens XI de oorlog aan de Turken had verklaard. Alvorens hij zich nog maar eens naar het front in Hongarije begaf, bracht Betram van Wachtendonk zijn bezittingen, vooral tapijten en meubels, in veiligheid bij een zekere Mohr de Wald te Luxemburg. In de beruchte slag van Peterwardien op 5 aug. 1716 behaalde de keizerlijke opperbevelhebber, prins Eugène van Savoye, een schitterende overwinning tegen een Turkse overmacht. Bertram van Wachtendonk streed er hoogstwaarschijnlijk aan de zijde van Anton Eusebius van Wolffegg, de later commandeur van Gruitrode. Grootvizier Damad Ali Pascha en naar schatting 30.000 Turken vonden er de dood, terwijl de keizerlijke troepen slechts 3000 gesneuvelden telden. Nadat ook de vesting Temesvár in keizerlijke handen was gevallen, concentreerde prins Eugène zich op de herovering van Belgrado. Deze strategisch belangrijke stad gold al eeuwen als een nagenoeg onneembaar Turkse bolwerk, waarin zich een uitgebreid wapenarsenaal bevond. De slag was ongemeen hevig en bloedig. Toch slaagde Bertram Anton van Wachtendonk , ondertussen generaal-luitenant-veldmaarschalk, er in om onder het bevel van prins Eugène de Turken een definitieve en smadelijke nederlaag toe te brengen. De bezettingsmacht van Belgrado capituleerde op 18 aug. 1717. Duizenden, voornamelijk Turken, waren gesneuveld. Ook commandeur Damiaan Kasimir von Dalberg van Aken, commandant van het “Deutschmeister-regiment”, werd dodelijk getroffen en nadien in de hoofdkerk van Belgrado begraven. Pastoor Gautius van Gemert schreef over deze gebeurtenissen in zijn memorieboek, vrijvertaald uit het latijn, het volgende: “In de laatste grote Turkse oorlog. Stelde onze generaal (Bertram van Wachtendonk) met de dappere christenhelden zijn borst en wapenen tegenover het uiterst wrede beest" Om de heldendaden van zijn commandeur , “de commandeur der Duitse Orde te Gemert, generaal-luitenant-veldmaarschalk van keizer Karel VI, Bertram Anton van Wachtendonk tot Germenzeel” te gedenken, liet de pastoor in 1718 een mooie klok gieten voor de kerk te Gemert, waarop zeven latijnse verzen aangebracht werden: “Mijn juiste naam is Wilibrord “ een jaar na de overweldiging van de “ Thraciërs “ En van de hoge wallen van Belgrado, ben “ ik gegoten, “ Ter ere van de overwinnaar Bertram Anton “ van Wachtendonk “ Generaal in het leger zijner keizerlijke “ Majesteit, “ Commandeur in Gemert, wiens waardige “ triomfen ik bezing “ De Tharciër viel verpletterend neer toen hij “ diens lucht opsnoof “ wijk van hier, onheil, naar de Turk!” Of Bertram van Wachtendonk ooit het geluid van deze klok heeft gehoord, mag ernstig betwijfeld worden. Immers nog in datzelfde jaar moesten de keizerlijke troepen op verzoek van de hertog van Savoye naar Sicilië oprukken nadat de Spanjaarden in strijd met de vredesbepalingen van Utrecht het eiland hadden bezet. In juli 1719 verenigden de troepen van Van Wachtendonk zich op Sicilië met de keizerlijke vloot onder generaal Van Mercy. Na de ontzetting van Milazzo trok Van Wachtendonk naar de vesting Messina. Een lang beleg volgde en pas enkele maanden later was alle weerstand gebroken.
Of hij een zeemansgraf kreeg of op Sicilië ter aarde besteld werd, is onduidelijk. Eind mei vondt er nog een rouwplechtigheid te zijner nagedachtenis plaats in de kerk van Gemert. Bij die gelegenheid hield pastoor Van Schindel de lijkrede. Wegens gebrek aan historische bronnen – Bertram van Wachtendonk was namelijk als legeroverste bijna altijd onderweg – is zijn intieme levenssfeer moeilijk te doorgronden. Wel is het zo dat de generaal enorme schulden had nagelaten. Zijn officieren en adjudanten, die hem naar Hongarije en Sicilië hadden vergezeld, hadden nog een soldij van ruim 3000 rijksdaalders te goed. Bij zijn collega-officieren zoals generaal Starhemberg en markies de Boufous had hij grote bedragen geleend, maar nooit terugbetaald. Op zijn nalatenschap, ondergebracht bij Mohr de Wald te Luxemburg, werd dan ook beslag gelegd. Na de plotse dood van Bertram van Wachtendonk moesten de Gemertenaren maar liefst een kwart eeuw op hun volgende commandeur wachten, dit werd Johan Jozef van der Noort (1744-1763). ... link ... comment |
Onderwerpen
|
|