|
|
Oudnederlands - de overgeleverde teksten y0da, 5 november 2006 om 17:18:32 CETh
Aangetroffen op de website van de Universiteit van Wenen. Hier is een afdeling die de Nederlandse taal bestudeerd. Oudnederlands - de overgeleverde tekstenOudnederlands bevat historische taalvormen van het Nederlands vóór 1150. Maar waar begint het Nederlands? Over het algemeen wordt bij een taal naar de oudste tekst gekeken die is overgeleverd. In het geval van het Nederlands is er echter geen doorlopende schriftelijke overlevering zoals we dat bijvoorbeeld uit het Latijn kennen. De oudste Nederlandse teksten dateren uit de 11e eeuw en er kunnen al eerder teksten hebben bestaan. Bovendien betekent een eerste tekst niet dat de taal niet eerder werd gesproken. In de taalwetenschap wordt de periode van het Oudnederlands vastgelegd tussen omstreeks 700 en het begin van het Middelnederlands. Men neemt daarbij aan dat belangrijke verschillen binnen het continentaal West-Germaans vanaf 700 aanwezig zijn, zodat het begin van het Oudnederlands daar gesitueerd kan worden. De terminus Oudnederlands omvat naast het Oudnederfrankisch ook de andere taalvormen van het historische Nederlands. Hij beschrijft een taalgebied dat in het westen door de Noordzee en in het zuiden door de Romeinse taalgrens is afgesloten. In het oosten en noorden loopt de grens langs de Maas tot aan de Nederrijn en de Zuiderzee (het huidige IJsselmeer). Langs deze grens is een breed overgangsgebied naar het Duitstalige terrein vast te stellen. De eerste teksten De eerste Oudnederlandse teksten die zijn overgeleverd, zijn eigenlijk geen teksten zoals we die vandaag kennen maar korte zinnetjes of fragmenten uit direkte vertalingen van bijbelteksten. Het begint met liefde - de "probatio pennae" In de middeleeuwen, toen men nog met pennen uit vogelveren schreef, was het gebruikelijk dat de schrijvers hun nieuwe pennen uitprobeerden op een bladzijde van een boek, waarmee ze zich net bezig hielden. In 1932 werd door een Engelse geleerde in een bibliotheek in Oxford een los stuk perkament ontdekt dat gebruikt was om een boekband te verstevigen en waarop naast een Latijnse handschrift ook een versje in het Oudnederlands als zogenaamde "probatio pennae" is vereeuwigd. Deze korte tekst is geschreven door een West-Vlaamse monnik omstreeks 1100 in de abdij van Rochester in het graafschap van Kent in Engeland toen hij zijn nieuwe pen in gebruik nam en blijkbaar iets opschreef, wat hem net door het hoofd schoot. Om zijn tekstje voor anderstaligen begrijpelijk te maken, schreef hij woord voor woord de Latijnse vertaling erboven: hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hi(c) (e)nda thu uu(at) unbida(n) (uu)e nu "Alle vogels zijn met hun nesten begonnen behalve ik en jij. Waar wachten wij nog op?" De geschiedenis van de Nederlandse taal begint dus met een vers over de liefde. De letters tussen haakjes zijn reconstructies die met behulp van blauwfilter en een sterke lamp werden gemaakt om de al verbleekte oude inkt zichtbaar te maken. De auteur is weliswaar onbekend, maar uit de spelling blijkt dat hij uit West-Vlaanderen afkomstig was, omdat hij "problemen" met de klank /h/ had (hic in plaats van ic). Tegenwoordig is dit nog steeds een bijzonder verschijnsel in West-Vlaanderen. De abdij van Rochester als schrijfplaats wordt herkend door het feit dat deze abdij toen intensieve relaties met de West-Vlaamse adel onderhield. Een aangepaste kopie - de Leidse Willeram De "Leidse Willeram" is de bewerking die een Hollandse "scribent" heeft gemaakt van de hoogliedparafrase van Williram, abt van Ebersburg. Het origineel is geschreven in het Oost-Nederfrankisch, maar is echter verloren gegaan. De kopiïst heeft rond het jaar 1100 in de abdij van Egmont de tekst aan zijn eigen taal aangepast. Hij verving Hoogduitse door noordwestelijke Nederlandse woorden, vernederlandste voor- en achtervoegsels en paste de verbuiging van naamwoorden en ook de spelling van de woorden aan. Een verloren manuscript - de Wachtendonckse Psalmen De Wachtendonckse psalmen zijn een Oudnederlandse psalmenvertaling uit de 10e eeuw. De onbekende vertaler heeft onder elke Latijnse regel de vertaling geschreven. Omdat hij meestal de volgorde van de Latijnse woorden heeft aangehouden (direkte vertaling), kunnen helaas nauwelijks conclusies worden getrokken over de gewone zinsbouw van het Oudnederlands. Forchta in biuonga quamon ouer mi in bethecoda mi thuisternussi In ic quad uuie sal geuan mi fetheron also duuon in ic fliugon sal in raston sal "Vrees en beving kwamen over mij en duisternis bedekte mij En ik zei: Wie zal mij veren geven als duiven, zodat ik weg zal vliegen en een rustplaats zal vinden" De geschiedenis van het handschrift is mysterieus en een beetje kriminalistisch. Niet alleen zijn alle exemplaren van de Oudhoogduitse vertaling maar is ook de Oudnederlandse bewerking zelf verdwenen. In de 16e eeuw was het manuscript echter nog in handen van de Luikse kanunnik Arnold Wachtendonck. Toen de bekende Brabantse humanist Justus Lipsius de psalmen bij hem zag, liet hij ze helemaal overschrijven, maar ook deze kopie ging verloren. Hoe is het dan toch mogelijk dat een gedeelte ervan bekend is? Lipsius schreef een stukje van de psalmenvertaling eigenhandig over in een brief, die hij aan een vriend stuurde - en dat is juist het gedeelte dat ons bekend is. Edel en schoon - de lofvers van Munsterbilzen Tenslotte kennen wij nog een zinnetje dat uit het klooster van Munsterbilzen in Limburg stamt. Onderaan een lijst met dertig namen van kloosterlingen staat half in het Oudnederlands, half in het Latijn de trotse opmerking: tesi samanunga vvas edele unde scona & omnium virtutem pleniter plena "Wat een edele en schone verzameling - en zo deugdzaam bovendien" Bron: www.ned.univie.ac.at ... comment
y0da,
5 november 2006 om 17:32:22 CET
Van Dale In het archief van de dikke van Dale staat het volgende over de Wachtendonckse psalmen: 'Olla vogala' is Engels29 oktober 2004De taal van de versregel ‘hebban olla vogala nestas hagunnan …’ is geen Oud-Nederlands, maar Oud-Engels. Dat beweert de Gentse hoogleraar Luc De Grauwe in De Standaard. Het zinnetje werd aangetroffen op een stukje perkament in een boek dat tussen 1075 en 1100 is gemaakt in de abdij van Rochester. Het wordt vaak het oudste Nederlands genoemd, wat niet correct is. Onder meer de Wachtendonkse Psalmen zijn ouder. In de abdij probeerde een kopiist een nieuwe pen uit en schreef dat poëtische zinnetje, met een Latijnse vertaling erbij. Filologen dachten dat het West-Vlaams was, voornamelijk door het woord olla (‘alle’). Luc De Grauwe is op het idee gekomen om de tekst te vergelijken met de taal die destijds in Kent werd gesproken, en hij vond dat elk woord een Oud-Kentse vorm kan zijn. De werkwoordsvorm hebban zou een conjunctief zijn. Daarom is De Grauwes vertaling ook anders dan wat doorgaans wordt gegeven: ‘Laten nu nog alle vogels nesten gebouwd hebben, behalve ik en jij – wat verwachten jullie nu?’ De bevindingen van De Grauwe werden gepubliceerd in het vakblad Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en letterkunde. Als zijn argument overeind blijft, moeten de literatuurgeschiedenissen worden herschreven, meent De Standaard. bron: www.vandale.nl ... link ... comment |
Onderwerpen
|
|